Nieuws

Voerstrategie heeft duidelijk effect op emissies uit mest

Gepubliceerd op
25 november 2020

Het uitwisselen van graskuil met snijmais is reeds een bekende effectieve voerstrategie om de methaanemissie van melkkoeien te verlagen. Daarentegen is niet bekend in hoeverre deze voerstrategie effect heeft op de kwaliteit van drijfmest en de daaraan gekoppelde emissies, in het bijzonder methaan.

In dit onderzoek wordt dan ook een koppeling gemaakt tussen het effect van deze voerstrategie op mestkwaliteit alsmede op de methaanemissie van zowel koe als mest.

In de periode van oktober 2019 tot januari 2020 zijn er twee meetronden geweest in de speciale emissiestal van innovatiecentrum Dairy Campus. Het onderzoek bestond uit twee proefbehandelingen. Het verschil zat in het voorgeschotelde rantsoen aan de 64 koeien, die in vier verschillende units in de stal gehuisvest waren. Beide rantsoenen werden als TMR aan het voerhek gevoerd en bestond uit 50% krachtvoer en 50% ruwvoer (op droge stof basis). Bij het graskuil rantsoen bestond het ruwvoer volledig uit graskuil en bij het snijmais rantsoen bestond het ruwvoer voor 20% uit graskuil en 80% uit snijmais (op droge stof basis). Tijdens ronde 1 kregen twee groepen van elk 16 koeien het graskuil rantsoen en de andere twee groepen van elk 16 koeien het snijmaisrantsoen. In de tweede meetronde was dit omgewisseld.

Aan de hand van emissiemetingen op stalniveau en op basis van mestonderzoek wilden de onderzoekers het effect van een methaan-reducerende voerstrategie op koe niveau bevestigen alsmede meer inzicht krijgen in hoeverre deze voerstrategie effect heeft op de kwaliteit van de drijfmest en de daaraan gebonden emissies.

Voorlopige resultaten


De resultaten duiden duidelijk op een lagere (-11%) enterische methaanemissie (in g / kg droge stof opname) voor het snijmais rantsoen in vergelijking met het graskuil rantsoen (Figuur 1). Dit komt overeen met verwachtingen en literatuur. Wel was er een verschuiving naar meer (+ 34%) methaanemissie uit mestopslag (in g / m3 opgeslagen mest; gemeten bij afwezigheid van koeien in staleenheden) voor het snijmais rantsoen (Figuur 1) in vergelijking met het graskuil rantsoen.

Ook de emissie van ammoniak werd duidelijk beïnvloed door de verandering in ruwvoersamenstelling. De emissie van ammoniak uit mestopslag werd niet beïnvloed, maar was enkel cijfermatig lager bij het snijmais rantsoen in vergelijking met het graskuil rantsoen (Figuur 2).
De onderzoekers hebben de gemeten emissies van ammoniak tijdens afwezigheid van de koeien gezien als referentiewaarde, namelijk als ammoniakemissie uit de mestopslag die ook vrijkomt tijdens de aanwezigheid van de koeien. Wanneer hiervoor gecorrigeerd wordt tijdens de aanwezigheid van de koeien, blijft de emissie van ammoniak over die representatief is aan het moment dat urine en mest met elkaar in contact komen (d.w.z. urine uitscheiding). Deze berekende ammoniakemissie (in g / d) is duidelijk lager (-43%) bij het snijmais rantsoen in vergelijking met het graskuil rantsoen (Figuur 2), als gevolg van het lagere eiwitgehalte van het snijmais rantsoen.

Figuur1.jpg

Figuur 1: Het effect van ruwvoer op de enterische methaanemissie (in g / kg droge stof opname) en mest methaanemissie (in g / m3 mest; gemeten bij afwezigheid van koeien) in stalunits op Dairy Campus (voorlopige resultaten). Superscripts a-b geven een significant verschil (P < 0,05) aan voor enterische methaanemissies en superscripts x-y geven een significant verschil (P < 0,05) aan voor mest methaanemissies.

Figuur 2

Figuur 2: Het effect van type ruwvoer op de ammoniakemissie uit mestopslag (in g / d; gemeten bij afwezigheid van koeien) en uit urine uitscheiding (in g / d) in stallen op Dairy Campus (voorlopige resultaten). Superscripts a-b duiden op een significant verschil (P < 0,05) voor de ammoniakemissie uit urine-uitscheiding.

Belangrijkste conclusies


De resultaten geven aan dat de uitwisseling van graskuil voor snijmais onder een praktische setting een sterk mitigerend effect heeft op de enterische methaanemissie (gemiddeld -11%). Dit is zowel volgens verwachtingen als literatuur. De studie identificeert echter ook duidelijk een verschuiving van enterische methaanemissie naar methaanemissie uit mestopslag. De uitwisseling van graskuil voor snijmais leidde onder de huidige experimentele omstandigheden tot een hogere methaanemissie uit mestopslag (gemiddeld + 34%). Verder was er een sterke reductie van de ammoniakemissie vanuit urine uitscheiding bij het snijmais rantsoen in vergelijking met het graskuil rantsoen vanwege het lagere ruw eiwitgehalte van het rantsoen.

Dit geeft aan dat mitigatie van enterisch methaan voorzichtig moet gebeuren en op het hele rantsoen moet worden geëvalueerd. Dit om een compenserend effect door een verhoogde mestemissie te voorkomen. Er werd meer organische stof uitgescheiden in de mest bij het snijmais rantsoen, terwijl de voeropname redelijk vergelijkbaar was tussen beide rantsoenen. Dit is mogelijk te wijten aan een lagere verteerbaarheid van organische stof voor de combinatie van een grote hoeveelheid snijmais (80% van het ruwvoer droge stof) en 50% krachtvoer in droge stof.

Geconcludeerd wordt dat, ondanks bewijs van de mitigerende effecten op methaan en ammoniak, het risico van verschuivingen in overweging moet worden genomen. Ook is een zorgvuldige balans voor het optimaliseren van pensfermentatie en verteerbaarheid van nutriënten cruciaal om te profiteren van een voerstrategie voor mitigatie van enterisch methaan. Dit betekent dat snelle oplossingen en het concept van ‘one size fits all’ onrealistisch lijken.

Archief