Interview
Willie Smits, een Nederlander die Indonesiër is geworden maar zich nog steeds een WUR alumnus voelt
Al meer dan 30 jaar zet dr. ir. Willie Smits zich in voor het behoud van bedreigde primatensoorten zoals de orang-oetan. Lees hieronder zijn verhaal waarin hij aangeeft een toekomst te voorzien voor Wageningse bosbouwers.
Bij toeval kwam ik in Wageningen terecht
"Vanaf mijn eerste herinneringen, vanaf twee jaar, waren dieren, van koeien op de boerderij tot het kleinste bewegende grut, mijn grote passie. Gedurende de lagere en middelbare school zat ik zoveel mogelijk in het bos om vogels te observeren. Daarom lag het voor de hand dat ik na het gymnasium diergeneeskunde zou gaan studeren. Maar tijdens de voorlichtingsdag bij de Universiteit Utrecht ging helaas ongeveer alles logistiek fout. Met name de introductie door twee gebaarde heren was zo passieloos dat ik zwaar teleurgesteld nooit meer de stad Utrecht wilde zien.
Ondertussen hadden drie klasgenoten voor Wageningen gekozen en omdat een van de vaders een huis in Wageningen met vier kamers had gekocht, kwam ik toevallig in Wageningen terecht.
Initieel leerde ik daar meer van het studentleven kennen dan van de wetenschap. Na twee jaar besloot ik mijn vriend Sjes te volgen bij de studie bosbouw, N-15, want die studie was niet zo zwaar, werd me verteld. Direct na een ernstig gesprek over mijn langzame voortgang bij de decaan in het gebouw De Wereld, ben ik half verdoofd binnen gelopen bij het allereerste college van professor Roelof Oldeman, dat op de route naar het studentenhuis lag en precies om die tijd begon. Al mijmerend werd ik getroffen door zijn inzichten in boomarchitectuur en zijn verhalen over het oerwoud uit Guyana. Dit was het moment waarop ik bezield werd door bomen en bossen. Hij was mijn inspiratiebron en is tot op de dag van vandaag mijn drijfveer hier in het oerwoud van Indonesië.
Naar Indonesië
Na mijn studie werkte ik voor de Afdeling Bosteelt, totdat een bezoek van een paar weken van professor Sukiman uit Indonesië mijn leven compleet veranderde. Hij stond versteld van de groei van de meranties in de kas van Bosteelt. Een week later stond de adviseur van de Minister van Bosbouw voor de deur en tien dagen later ontving ik een uitnodiging om dat in de praktijk in Indonesië toe te passen. Professor Oldeman gaf toestemming voor een jaar, en twee weken later vertrok ik met mijn gezin naar Jakarta. Ik ben nooit meer teruggekomen naar Nederland en ben zelfs Indonesiër geworden.
Na het jaar namens de toenmalige Landbouw Hogeschool Wageningen werd ik teamleider van het Tropenbos-Kalimantan Project. Met speciale toestemming werd ik ook benoemd tot Persoonlijk Adviseur van de Minister van Bosbouw en verantwoordelijk voor herbebossing en dierenbescherming. Gedurende die jaren leidde ik ook 1.150 Indonesische bosbouwers op in de meranti-vermeerderingsmethoden en hielp bij het opzetten van talloze kwekerijen, koolstofprojecten en veel andere natuurbeschermingsactiviteiten.
Passie voor orang-oetans
In die periode startte ik ook, met behulp van de schoolkinderen van Balikpapan,
de Borneo Orangutan Survival Foundation, inmiddels 's werelds grootste
primatenbeschermingsorganisatie. Vanaf het eerste moment dat ik in de ogen van
Uce, mijn allereerste orang-oetan, keek, was ik vastbesloten haar weer in het oerwoud terug te brengen. Maar ze was niet alleen… De kinderen van Balikpapan rapporteerden vele andere illegaal gehouden orang-oetans en zo groeide het project.
Ik begon de eerste orang-oetans vrij te laten in het Sungai Wain bos, waar nog geen wilde orang-oetans leefden. Het project van de reïntroductiemethode, gebaseerd op het werk van de Wageningse dr. Herman Rijksen, lukte en ik ben er trots op dat tot op de dag van vandaag de in 1992 uitgezette orang-oetan populatie nog steeds gezond is. Er zijn inmiddels al drie generaties nakomelingen, waaronder verschillende van Uce, die mij trots haar babies toonde als ik haar toevallig weer trof in de jungle na zoveel jaren vrijheid.
Loopbaan
Na Tropenbos-Kalimantan werd ik directeur van de Gibbon Foundation en startte een enorme hoeveelheid natuurbeschermingsprojecten, waaronder het Schmutzer primatencentrum in Jakarta, de Masarang Stichting en een hele serie dierenreddingsstations in Indonesië van Noord-Sumatra tot en met Papua.
Sinds 15 jaar ben ik, tot vandaag de dag, Chief Science Officer en lid van de directie van het bedrijf Arsari Enviro Industri, dat honderdduizenden hectares tropisch bos beheert. Ik ben sinds tien jaar ook hoofd van een kleine universiteit in Noord Sulawesi die goede vooruitgang boekt en veel van de armsten in de maatschappij een kans geeft om te studeren.
Mijn studie aan WUR
Na mijn afstuderen (WUR-bosbouw 1982 en WUR-gepromoveerd 1994) heb ik vanaf dag één volop gebruik gemaakt van wat ik in Wageningen geleerd heb. De integratie van de vele verschillende studieonderwerpen en de methodische aanpak van onderzoek doen, bleken vooral nuttig in de praktijk. Het was niet de feitenkennis die ik meekreeg uit Wageningen, maar vooral het denken in met elkaar verbonden systemen. Dat helpt mij interdisciplinaire natuurgebaseerde oplossingen voor het oerwoud te vinden.
Ik heb na mijn afstuderen nog nooit gesolliciteerd naar een baan maar alleen banen aangenomen waar ik voor gevraagd werd. Ik heb ook veel Indonesische master- en doctoraal studenten naar Wageningen gestuurd en op die manier altijd nog veel contacten met mensen uit Wageningen. Ik voel me nog steeds op en top een Wageningen alumnus.
Ik zou studenten aanbevelen om te integreren. Ik geloof er vast in dat juist het combineren van verschillende disciplines de grootste meerwaarde geeft en leidt tot toepasbare resultaten in de praktijk. De superspecialisten lopen het risico in ivoren torens te belanden. Veldervaring in het buitenland is ook belangrijk, vooral voor het leren kennen van de lokale bevolking. Zoveel kennis van generaties dreigt nu te verdwijnen maar er is nog veel te redden en te leren van die eeuwen van opgedane ervaringen.
Er ligt hier een toekomst voor Wageningers
Toen koningin Beatrix tijdens haar staatsbezoek aan Indonesië mijn projecten bezocht, vroeg ze na afloop wat ze voor mij kon doen. Ik vroeg haar de belangrijke collectie van het Rijksherbarium Leiden veilig te stellen, want dat instituut dreigde opgeheven te worden. Het lukte haar. Nu zijn er vrijwel geen botanici meer met echte veldkennis, behalve een paar van mijn studenten. Jonge Dayaks (verzamelnaam voor een aantal volkeren in de binnenlanden van het eiland Borneo) zijn nu ook meer bezig met hun TikTok dan het oerwoud waar ze opgroeiden. Oude kennis over medicinale planten en dieren in het oerwoud zal snel verdwijnen. Hopelijk zijn er nog Wageningers die dat willen oppakken."
Impressie van Smits' werk
Bekijk de video The Custodian Principles voor een impressie van het werk van Smits.
- Helaas, uw cookie-instellingen zijn zodanig dat de Video niet getoond kan worden - pas uw permissie voor cookies aan